Samenvattingen en tips
 

* Schrijf altijd alle stappen van de berekening op. Je bent geneigd ervan uit te gaan dat de leraar wel begrijpt wat je hebt gedaan en welke tussenstappen je hebt berekend om tot het antwoord te komen, maar dat is vaak niet genoeg.
Probeer je in te beelden dat je door het opschrijven van de berekeningen een uitleg moet geven aan iemand die helemaal niets van wiskunde begrijpt. Probeer je voor te stellen dat jij de leraar bent en de leraar een leerling.
* Elke stap levert een punt op. Als een vraag 3 punten waard is, is vaak maar 1 of 0,5 punt voor het goede antwoord. De andere punten zijn voor de berekeningen.
* Als je klaar bent met de opgave, kijk er dan nog eens naar en vraag jezelf af: kan iemand die hier niets van weet toch begrijpen wat ik heb gedaan? Is het antwoord ja, dan heb je het goed gedaan. Is het antwoord nee, dan moet je misschien nog iets meer opschrijven.
* Werk netjes en onder elkaar. Sla regels over tussen de vragen en schrijf elke berekening op een nieuwe regel. Sla als het onduidelijk wordt ook een regel over tussen twee berekeningen. Dit geldt ook als je een fout hebt gemaakt. Niet krassen of haakjes zetten en tussen de opgave de verbeteringen schrijven, maar op een nieuwe regel opnieuw beginnen. Een leraar rekent iets wat hij niet goed kan lezen of wat niet duidelijk is fout.  

* Kijk na de opgave nog eens of je antwoord logisch is bij de vraag of het voorwerp waar de vraag over gaat. Zo niet, dan zit er misschien een foutje.

* Werk rustig en zorgvuldig. Als je een uur de tijd hebt, gebruik die dan. Als je klaar bent met de toets en je hebt nog tijd over, kijk dan nog eens alle antwoorden na of ze kloppen en logisch zijn.

* Schrijf altijd iets op, ook als je niet precies weet hoe je een opgave moet uitrekenen. Omdat elke stap een punt waard is en niet enkel het goede antwoord, kun je soms al een punt verdienen door alleen de juiste formule op te schrijven en de bekende getallen in te vullen in de formule.